Verzameling van verschillende koppen in het atelier

De Kunstenaar


In juli 1927 is hij afgestudeerd. Hij werd onafhankelijk kunstenaar en betrok een atelier in Amsterdam. In 1932 had hij zijn eerste schilderijen tentoonstelling bij Heystee in Amsterdam, waarvoor hij zelf het affiche ontwierp. In dit affiche vermelde hij dat het afbeelden van het gelaat het middelpunt van zijn werk geworden was. De kritieken op deze tentoonstelling vielen niet mee. Na deze recensies bekroop hem de twijfel of hij door moest gaan met schilderen. Zijn aandacht was meer gericht op vorm dan op kleur, hij zag als een beeldhouwer en hij moest nu tot een keuze komen, beeldhouwen of schilderen. Hij ging zich nu bekwamen in de techniek van het boetseren. Vanaf dat moment ontwikkelde hij zich zelfstandig als beeldhouwer. In December 1932 toonde hij zijn eerste plastieken tijdens de najaarstentoonstelling van de vereniging van beeldende kunstenaars in Hilversum. De daaropvolgende tentoonstellingen wisselde hij beeldhouwwerk nog regelmatig af met schilderijen. Vanaf 1935 kwam er een definitieve kentering en waren er alleen nog maar plastieken te zien. Aanvankelijk van klein formaat, zoals jongensbuste, mannenkoppen welke eerst gemodelleerd werden in boetseerklei en daarna afgegoten in gips. Brons was in deze fase te kostbaar.

lees verder >>

<< terug